Vuilniswagens in Rotterdam halen vuil op en brengen poëzie in de stad

Van 28 januari t/m 3 februari was het weer Poëzieweek. In heel Nederland en Vlaanderen klonken in scholen, bibliotheken, boekwinkel en theaters de stemmen van voordragende dichters. Dit jaar stonden de dichters alleen in een zaal, of zaten in hun huiskamer en zij probeerden via een videoverbinding de luisteraar te raken. De vorm versterkte misschien wel de ervaring, maar eigenlijk kun je natuurlijk overal gedichten lezen of luisteren: in je luie stoel, in bed, aan de bosrand of op het strand. Of op een willekeurige plek in Rotterdam. Waarom Rotterdam? Omdat je daar in bijna elke straat of plein wel in aanraking kunt komen met poëzie, via de vuilniswagens bijvoorbeeld.

Het ligt niet voor de hand om gedichten te schrijven op vuilniswagens. Het idee kwam van de Rotterdamse kunstenaar Hans Abelman, die kunst de wijken in wilde brengen. Hij heeft samengewerkt met de bewoners om met kunst hun leefomgeving aantrekkelijker te maken. Toen hij in de jaren tachtig van de vorige eeuw verbonden was aan het Centrum voor de Beeldende Kunst in Rotterdam bracht hij de Rotterdamse Reinigingsdienst Roteb in contact met Poetry International, een stichting die is voortgekomen uit het Poetry International Festival dat sinds 1970 elk jaar poëzieliefhebbers naar Rotterdam trekt. Vanaf 1988, toen de eerste dichtregel van de Rotterdamse dichter Jules Deelder een vuilniswagen sierde, hebben de wagens van de Roteb poëzie van over de hele wereld tot in de haarvaten van Rotterdam gebracht.

De dichtregels zijn niet meer weg te denken uit de stad van opgerolde mouwen

Het project past goed bij Poetry International, dat zo veel mogelijk mensen in contact wil brengen met poëzie. De dichters en poëzieliefhebbers stonden mijlenver af van de wereld van de vuilophalers en stratenvegers van de Rotterdamse reinigingsdienst Roteb. Alleen hun standplaats kwam overeen: Rotterdam.

De combinatie van poëzie en vuilniswagens zorgt voor nieuwe betekenissen. Aan de ene kant krijgen losse dichtregels een andere lading als je ze uit hun verband haalt. Je knipt een fragment uit een afgerond geheel en plaatst het in een nieuwe context. De woorden staan niet langer in een dichtbundel op een pagina, met veel witruimte rondom. Ze staan op een wagen van de stadsreiniging, die door een drukke stad rijdt. De straatgeluiden, het weer en de plek vormen een nieuwe context voor die ene dichtregel. Aan de andere kant krijgt ook de vuilniswagen een andere lading door de dichtregel. Met een zin als ‘Jij ziet mij zoals ik me het liefst zou zien’, uit een gedicht van Michael Krüger, is het niet langer alleen die lawaaiige en stinkende vuilniswagen die je zo snel mogelijk passeert en liefst helemaal niet ziet. Het is een wagen die wat aandacht verdient. Je kijkt even om en leest de dichtregel. Misschien tovert die een glimlach op je gezicht, ervaar je even de creatieve geest van een dichter. En een volgende keer zíe je die vuilniswagen ook echt.

Sinds 1988, toen de eerste dichtregel van Jules Deelder een vuilniswagen sierde, brengen de wagens van de Roteb poëzie tot in de haarvaten van de stad

‘Wat leeft gaat nooit meer dood.’ Deze regel van Leo Vroman tekent het poëzieproject. De Roteb is in 2019 opgegaan in de dienst Stadsbeheer, maar de dichtregels op de auto’s blijven. Ze zijn niet meer weg te denken uit de stad van opgerolde mouwen en de Rotterdammers kunnen blijven genieten van een terloopse ontmoeting met poëzie, als een zonnestraal op een sombere dag. ‘Het regent, de laatste bloemen/laten los, maar de mensen bloeien.’ (Rogi Wieg)